1. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan gunstiger bepalingen van:
a) het recht van de Unie, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds, en een of meer derde landen anderzijds;
b) bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen een of meer lidstaten en een of meer derde landen.
2. Deze richtlijn laat onverlet dat de lidstaten met betrekking tot artikel 3, onder h), en de artikelen 15, 18 en 19 bepalingen kunnen invoeren of handhaven die gunstiger zijn voor de onderdanen van een derde land die binnen het toepassingsgebied ervan vallen.